Vraag en aanbodcurve 2

3. Verschuiving van de individuele vraagcurve
 
De individuele vraagcurve zelf verschuift wanneer, bij een constante prijs van het beschouwde goed, de overige determinanten van het consumentengedrag wijzigen. Dit is met name het geval bij een verandering van het inkomen, de prijs van andere goederen en de smaak van de consumenten.
 
Verandering van het inkomen
We stellen vast dat door een daling van het inkomen of een evenwijdige verschuiving van de budgetlijn naar links, de vraagcurve naar links verschuift. Bij een stijging van het inkomen verschuift de budgetlijn naar rechts.
 
Besluit: Een verandering van het inkomen heeft een verschuiving van de vraagcurve tot gevolg. Zo is bij een afname van het inkomen de consument bereid minder van een bepaald goed te kopen voor eenzelfde prijs en verschuift de vraagcurve naar links (= gedaalde vraag). Als zijn inkomen vermeerdert, verschuift de vraagcurve naar rechts (=gestegen vraag).
 
Concreet: Stel dat uw inkomen voorheen 1000 € bedroeg en dat u daarmee 60 flessen wijn bestelde. Indien uw inkomen naar 800 € zakt, gaat u geen 60 flessen maar slechts 40 flessen wijn bestellen: dit geeft een verschuiving van de vraagcurve naar links weer.
 
  
Verandering in de smaak
Het inkomen en alle prijzen blijven onveranderd. Er treedt een wijziging op in de preferenties voor een bepaald goed. Bij onveranderd inkomen en onveranderde prijzen, wordt meer van het ene goed geconsumeerd (met gestegen preferentie) en minder van het andere. 
 
Verandering in de prijs van andere goederen
Bij een daling van de prijs van andere goederen, vergroot de koopkracht van de consument als het inkomen gelijk blijft en de preferenties niet veranderen.
 
 

Geen opmerkingen:

Een reactie posten